Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies (en mechanische uitrustingen, inclusief fabricage en uitvoering)

Inleiding[bewerken]

SysteemeisEisnaamEistekstToelichtingSortering
ROK-0507Eurocode 3; Scope staalconstructies en mechanische uitrustingenScope
Onder staalconstructies en mechanische uitrustingen wordt in deze verstaan:
1. Vaste stalen bruggen
2. Staaldeel vaste staalbetonbruggen
3. Palen en damwanden
4. Beweegbare stalen bruggen
5. Waterbouwkundige staalconstructies
6. Mechanische uitrustingen van beweegbare bruggen en waterbouwkundige constructies omvattende het geheel van aandrijfmechanismen (inclusief hydraulische aandrijvingen), vastzetinrichtingen en overige mechanische onderdelen, zoals draaipunten, kabelschijven, geleidingen, loopbanen en dergelijke
7. Geluidsschermen en veiligheidsschermen (staal)
8. Verkeerskundige draagconstructies (portalen, uithouders) (staal)
9. Bijbehorende onderdelen (bij 1 t/m 8)
10
ROK-0508Eurocode 3; AlgemeenAlgemeen
De opzet van dit hoofdstuk 7 van de ROK is, zoals de gehele ROK, in lijn met de Eurocodes genoemd in hoofdstuk 2. Dit betekent dat in dit hoofdstuk 7 primair aanvullende eisen met betrekking tot rekenmethoden voor de bepaling van de krachtsverdeling, toetscriteria voor uiterste grenstoestanden sterkte, stabiliteit, vermoeiing, enz., toetscriteria voor gebruikstoestanden en eisen voor constructieve duurzaamheid van staalbouwkundige constructies en mechanische uitrustingen zijn gedefinieerd. Daarnaast zijn aanvullende eisen met betrekking tot de fabricage en uitvoering van staalconstructies en mechanische uitrustingen gedefinieerd.

De normen van de NEN-EN 1993-1-serie zijn algemeen van toepassing op staalconstructies en mechanische uitrustingen en specifiek op gebouwen (en op aan gebouwen gelijkgestelde constructies). Het algemeen van toepassing zijn geldt voor constructies geen gebouw zijnde (bruggen, waterbouwkundige staalconstructies, mechanische uitrustingen, palen en damwanden, enz.) voor zover daar in de productspecifieke normen / productspecifieke ROK paragrafen naar wordt verwezen, dan wel van wordt afgeweken. Dit geldt op overeenkomstige wijze voor de ROK-bepalingen in dit hoofdstuk. Echter ter toelichting kan in de ROK paragrafen met betrekking tot de NEN-EN 1993-1-serie informatie zijn opgenomen voor specifieke producten.

Voor specifieke onderdelen als voegovergangen, asfalt- en slijtlagen, hemelwaterafvoer, overgangsconstructies, brugopleggingen, inspectie- en onderhoudsvoorzieningen, elektrotechnische installaties (generiek), enz. wordt verwezen naar de in hoofdstuk 2 en in tabel T0511 genoemde documenten (welke deels in hoofdstuk 13 worden behandeld).
20
ROK-0509Eurocode 3; Definitie van primaire en secundaire elementen in constructies

Definitie van primaire en secundaire elementen in constructies
Primaire constructie elementen zijn elementen die deel uitmaken van de hoofddraagconstructie en die waarborgen dat de hoofddraagconstructie zijn functie kan vervullen en dus (mede-)bepalend zijn voor het draagvermogen, de veiligheid of de beweging van de constructie. Secundaire constructie elementen zijn elementen die geen onderdeel uitmaken van de hoofddraagconstructie.

Voorbeelden van primaire constructie elementen zijn hoofdliggers, dwarsdragers, langsliggers, dek, pylonen, bogen, vakwerken, tuien, hangers windverband, kerende wand, gordingen, etc.

Voorbeelden van secundaire constructie elementen zijn een niet dragende leuning, een niet dragende geleiderail, een railbaan voor een verfwagen.

30
ROK-0510Eurocode 3; Relatie ontwerp uitvoering

Relatie ontwerp uitvoering
Indien alleen het ontwerp of het ontwerp (geheel of gedeeltelijk) en de uitvoering binnen het contract tot de verplichtingen behoort, moet bij het ontwerp, waar van toepassing, in overeenstemming met de uitvoeringsnormen (NEN-EN 1090) en de aanvullingen daarop in paragrafen 7.19 en 7.20 worden gewerkt en moet bij of ten behoeve van de overgang van ontwerp naar uitvoering de, vanuit het ontwerp bepaalde en noodzakelijke, aanvullende informatie op de uitvoeringsnormen worden verstrekt (NEN-EN 1090-2, tabel A1) en moet de invulling van de keuzemogelijkheden (NEN-EN 1090-2, tabel A2) worden verstrekt (overdrachtsdocument ontwerp-uitvoering, met onderbouwing), beide in overeenstemming met de aanvullende eisen en keuzen zoals opgenomen in paragrafen 7.19 en 7.20, als onderdeel van het DO. Specifieke eisen aan staalconstructies of mechanische uitrustingen, voortkomend uit het ontwerp, welke niet automatisch uit de ontwerpnormen of de uitvoeringsnormen of de ROK volgen moeten op de op te leveren DO-tekeningen worden vermeld. De DO-tekeningen omvatten alle constructieve delen inclusief dimensies, verbindindingsmiddelen (lassen en bouten inclusief dimensies) en materiaal-definities. De DO-berekeningen omvatten een volledige berekening (sterkte, stabiliteit en vermoeiing van alle constructiedelen en verbindingen) van alle onderdelen.

Indien alleen uitvoering binnen het contract tot de verplichting behoort, en bovenstaande informatie is niet vanuit het ontwerp beschikbaar gesteld, dan moet de uitvoerende partij betreffende informatie opstellen in samenspraak met de ontwerper.

Voor het vervolg zie onderliggende eis. Zie ook eis ROK-0287.

40
ROK-0723Eurocode 3; Relatie ontwerp uitvoering

Normen waarnaar vanuit genoemde uitvoeringsnormen (of deze ROK) wordt verwezen zijn bindend van kracht. Dit geldt ook voor doorverwijzingen. Indien in het ontwerp, ten behoeve van de uitvoering, in bedoelde normen keuzen moeten worden gemaakt, moeten deze als onderdeel van het DO ten behoeve van de informatieoverdracht van ontwerpende partij naar fabricerende en monterende partij, worden vastgelegd. Daar waar in dit hoofdstuk van de ROK specifiek normen worden genoemd zijn de eisen en bepalingen van die norm bindend en is het niet toegestaan gebruik te maken van alternatieven.

50
ROK-0511Eurocode 3; Van toepassing normen, richtlijnen en andere documentenVan toepassing normen, richtlijnen en andere documenten
Van toepassing zijnde documenten zijn opgenomen in hoofdstuk 2. In dit hoofdstuk 7 zijn aanvullende eisen ten opzichte van die documenten opgenomen. De rangorde van documenten is opgenomen in hoofdstuk 3.

Specifiek voor het ontwerp, de berekening en de uitvoering van staalconstructies en mechanische uitrustingen, zijn, informatief, in tabel T0511 de belangrijkste documenten toebedeeld aan de in de scope genoemde producten (op basis van ROK versie 1.4).
Toelichting voor verkeersdraagconstructies:
In de inleiding van de componentspecificatie zijn de mogelijkheden beschreven ten aanzien van de keuze voor RWS-standaard VDC’s of een RWS akkoord bevonden alternatief (vermeld in de betreffende documenten).

Noot:
In de NBD 10300 moeten de verwijzingen naar genoemde NBD’s gelezen worden als verwijzingen naar ROK hoofdstuk 7.
Indien in een NBD staat aangegeven “keuring/gekeurd door de directie” moet dat worden gelezen als “keuring/gekeurd door de opdrachtnemer”., Noot bij Tabel T0511: Van toepassing zijnde normen en andere documenten toebedeeld aan de in de scope genoemde producten.

1) Voor geluidsschermen zijn alle eisen inclusief de constructieve eisen met betrekking tot grondslagen, belastingen, sterkte en enz. opgenomen in de GCW (Richtlijnen Geluidsbeperkende Constructies langs Wegen). Voor stalen geluidsschermen is in de GCW voor de fabricage tevens de uitvoeringsklasse gedefinieerd. De GCW kan daarmee dienen als basisdocument wat voor het constructieve deel invulling geeft aan het gebruik van en de keuzes in de Eurocodes en NEN‑EN 1090-2. De ROK (met name het NEN-EN 1090-2 deel in ROK paragraaf 7.20) moet, net als voor overige producten, worden gezien als nadere invulling van keuzes en (aanvullende) eisen.

2) Voor verkeerskundige draagconstructies (portalen en uithouders) wordt verwezen naar de documenten genoemd in tabel 2‑6.

60

Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen[bewerken]

SysteemeisEisnaamEistekstToelichtingEis aan ObjecttypeSortering
ROK-01851.3-NEN-EN 1993-1-1NEN-EN 1090 is van toepassing inclusief de ROK aanvullingen in paragraaf 7.19 en paragraaf 7.20.Kunstwerk1
ROK-01862.1.2 (1)-NEN-EN 1993-1-1Betrouwbaarheidsdifferentiatie moet worden verkregen door keuze van de juiste gevolgklasse met bijbehorende belastingsfactoren volgens NEN-EN 1990+NB en niet door differentiatie in het kwaliteitsbeheer bij ontwerp, berekening en uitvoering.Kunstwerk2
ROK-01873.2-NEN-EN 1993-1-1Voor de nominale waarden van de vloeigrens en de treksterkte voor constructiestaal met een dikte > 80 mm moeten de waarden uit de productnormen worden gehanteerd. Aanvullende eisen met betrekking tot constructiestaal zijn opgenomen in ROK paragraaf 7.20 (NEN-EN 1090-2).Kunstwerk3
ROK-0188Bijlage C-NEN-EN 1993-1-1

Voor de keuze van de uitvoeringsklasse voor de meest voorkomende RWS-producten moet ROK Tabel T0288 - ROK-0288 (in ROK paragraaf 7.20) worden gehanteerd, tenzij contractueel anders is bepaald.

Kunstwerk4

Deel 1-2: Algemene regels – Ontwerp en berekening van constructies bij brand[bewerken]

SysteemeisEisnaamEistekstToelichtingEis aan ObjecttypeSortering
ROK-0749Algemeen-NEN-EN 1993-1-2Indien een nieuwe brug constructieve elementen van de hoofddraagconstructie boven rijdekniveau heeft (zoals hangers, portalen en booggeboortes van een boogbrug, of tuien en pylonen van een tuibrug) dan moeten deze elementen berekend en ontworpen worden voor het bijzondere belastingsgeval brand. Indien nodig moeten beheersmaatregelen zoals brandwerende bekleding of brandwerende coating in het ontwerp meegenomen worden. Maatgevende brandscenarios en de voor brand kritische locaties moeten op basis van een risicoanalyse in de VO fase van het ontwerp vastgesteld worden, en ter acceptatie aan Rijkswaterstaat voorgelegd worden. Brandscenarios mogen beperkt worden tot voertuigbranden op de brug, waarbij minimaal een voertuigbrand met een duur van 30 minuten en een piekvermogen van 40 MW op kritische locaties beschouwd moet worden (representatief voor een vrachtwagen met brandbare lading). Plasbranden mogen, gezien de kleine kans van optreden, buiten beschouwing te zijn gelaten.

De temperatuur-tijdkromme (brandkromme) voor de voor brand relevante constructieve elementen moet middels een CFD analyse vastgesteld worden, rekening houdend met het vermogen van de brand, de tijdsduur van de brand, de geometrie van de brug, de meest ongunstige locatie van het brandende voertuig, de afstand van het voertuig tot het constructieve element (bijvoorbeeld een portaal of hanger), wind (daggemiddelde snelheid vanuit de voor de locatie overheersende windrichting) en warmteoverdracht door straling en convectie. De brandvermogen in kW in de tijd is gegeven door 0,1876 x t2, equivalent aan een zeer snel groeiende brand, met een bovengrens van 40MW en t in seconden.

Indien de in de NEN-EN 1993-1-2 gehanteerde profielfactoren niet representatief zijn voor de geometrie van brugconstructie dan moeten brugspecifieke profielfactoren afgeleid worden of moet de opwarming van het staal direct meegenomen worden in de CFD analyse.
Strikt genomen is er vanuit het bouwbesluit in Nederland geen wettelijke verplichting om nieuwe bruggen voor het bijzondere belastingsgeval brand te ontwerpen. Echter, gezien de mogelijke gevolgen van een brand voor de constructieve veiligheid en beschikbaarheid van de brug (herstelkosten en hersteltijd), kiest Rijkswaterstaat ervoor om haar nieuwe bruggen wel, risicogericht, voor brand te ontwerpen. Bovenstaande eis betreft een brand van een voertuig op de brug. Afhankelijk van het ontwerp moeten de te beschouwen kritische locaties voor een dergelijke brand bepaald worden. De bovengenoemde minimum voertuigbrand (30min/40MW) is gebaseerd op [OECD/Piarc Safety in tunnels, transport of dangerous goods through roadtunnels, 2001. Tabel 5.1], waarbij een correctie op het piekvermogen is uitgevoerd voor een brand in de openlucht i.p.v. in een tunnel. In specifieke situaties met een verhoogde kans op brand van een transport voor brandbare/gevaarlijke stoffen onder de brug moet ook dit scenario beschouwd worden, dit is echter voor de meeste bruggen van Rijkswaterstaat niet het geval. Een brandend schip (tanker) onder de bruggen wordt normaal gesproken buiten beschouwing gelaten omdat het in het verleden praktisch onmogelijk is gebleken om een brug hiervoor te ontwerpen.Brug2

Deel 1-3: Algemene regels – Aanvullende regels voor koudgevormde dunwandige profielen en platen[bewerken]

Deel 1-4: Algemene regels – Aanvullende regels voor corrosievaste staalsoorten[bewerken]

Deel 1-5: Constructieve plaatvelden[bewerken]

SysteemeisEisnaamEistekstToelichtingEis aan ObjecttypeSortering
ROK-01892.2 (2)-NEN-EN 1993-1-5De meewerkende plaatbreedte bij bruggen moet bepaald worden voor steunpunten en velden inclusief het verloop daartussen. Het is niet toegestaan om een continue breedte te veronderstellen.Kunstwerk10
ROK-01902.4-NEN-EN 1993-1-5Indien mogelijk moet gebruik worden gemaakt van de doorsnede reductie methode. Alleen voor situaties waarin er spanningen in zowel langs- als dwarsrichting in het vlak van de plaat zijn, moet men de gereduceerde spanningsmethode gebruiken.Kunstwerk20
ROK-008553-NEN-EN 1993-1-5De meewerkende breedte van het dek van bruggen mag alleen met de methodiek van hoofdstuk 3 worden meegenomen in geval van benaderende berekeningen t.b.v. schets en voorontwerpen. In geval van het DO of UO moet de meewerkende breedte (het shearleg-effect) automatisch worden meegenomen middels keuze van geschikte EEM-modellen met schaal- of plaatelementen als dekplaat.Brug30
ROK-01914.2 (2)-NEN-EN 1993-1-5Verwijder de woorden “op druk” uit de zin.Vloeien kan ook bereikt worden in het onder trek staande deel van de doorsnede.Kunstwerk40
ROK-0192A.2-NEN-EN 1993-1-5Advies:
Als alternatief op de methode beschreven in Annex A.2, mag een analyse met EEM zijn uitgevoerd.
Kunstwerk50
ROK-0193Bijlage C, C.1 (2)-NEN-EN 1993-1-5Bijlage C is een informatieve bijlage. In C.1(2) zijn verschillende methoden voor eindige elementen berekeningen voor plaatconstructies gegeven. De te kiezen methode moet in overeenstemming zijn met de vereiste (danwel toegestane) methodiek van berekening in een algemene of een productgerichte norm.
Noot:
Bijvoorbeeld voor bruggen (of daaraan gelijk gestelde constructies in deze ROK) moet de globale krachtsverdeling in de constructie worden gebaseerd op een lineair elastische berekening (d.w.z. altijd fysisch lineair en waar nodig geometrisch lineair of niet-lineair). Ook spanningen voor vermoeiingsanalyses moeten op dezelfde manier worden bepaald.
Kunstwerk60

Deel 1-6: Algemene regels – Sterkte en stabiliteit van schaalconstructies[bewerken]

Deel 1-7: Sterkte en stabiliteit haaks op het vlak belaste platen[bewerken]

Deel 1-8: Ontwerp en berekening van verbindingen[bewerken]

SysteemeisEisnaamEistekstToelichtingEis aan ObjecttypeSortering
ROK-0194Algemeen-NEN-EN 1993-1-8Het ontwerp van de verbindingen in staalconstructies moet voldoen aan NEN-EN 1993-1-8 + NB. Voor het ontwerp van mechanische verbindingen voor mechanische uitrustingen is NEN 6786 leidend. Onder mechanische verbindingen worden verstaan verbindingen met bouten, klinknagels of pinnen.Kunstwerk1
ROK-0195Algemeen-NEN-EN 1993-1-8Alle verbindingsmiddelen en afdichtingsringen moeten thermisch worden verzinkt. Uitzonderingen hierop zijn:
• pasbouten;
• situaties waarbij i.v.m. duurzaamheid of esthetica de voorkeur uitgaat naar roestvast stalen bouten.
Kunstwerk2
ROK-01962.4 / 2.5-NEN-EN 1993-1-8Bij de berekening van verbindingen in constructieelementen van klassen 3 en 4 moet de krachtverdeling worden afgeleid van de spanningsverdeling in de aansluitende constructieelementen. Een elasto-plastische berekening is niet toegestaan voor verbindingen van primaire onderdelen. Verbindingen van secundaire onderdelen mogen elasto-plastisch worden berekend, mits voldoende redundantie in de verbinding aanwezig is (vloeitraject, plastische deformatie zonder breuk).Voor primaire en secundaire onderdelen wordt verwezen naar de definitie aan het begin van dit hoofdstuk (hoofddraagconstructie = primair, overig = secundair).Kunstwerk3
ROK-01973.5-NEN-EN 1993-1-8Voor de randafstand e2 in tabel 3.3. van NEN-EN 1993-1-8 moet minimaal 1,5 · do worden genomen. Bij een lagere waarde, maar minimaal 1,2 * do, moet met een gereduceerde grensstuikkracht worden gerekend. Voor de steek p2 in tabel 3.3. van NEN-EN 1993-1-8 moet minimaal 3,0 · do worden genomen. Bij een lagere waarde, maar minimaal 2,4 · do, moet met een gereduceerde grensstuikkracht worden gerekend. Een en ander volgens tabel 3.4 van NEN-EN 1993-1-8, paragraaf 3.6.Kunstwerk4
ROK-01983.6.1 (2) en 3.9.1 (1)-NEN-EN 1993-1-8De momentmethode, de HRC-(wringnek)-methode en de DTI-methode met directe voorspanindicatie zijn niet toegestaan (zie ook ROK paragraaf 7.20).Kunstwerk5
ROK-02003.9.1 (1)-NEN-EN 1993-1-8

Voor de wrijvingscoëfficiënt μ mag gebruik worden gemaakt van NEN-EN 1993-1-8/NB, tabel NB.2 of NEN-EN 1090-2, 8.4 tabel 17 waarbij de voorwaarden van laatstgenoemde voor de oppervlaktebehandeling ook gelden voor eerstgenoemde. Bijlage G van NEN-EN 1090-2 mag niet worden toegepast.

In aanvulling op NEN-EN 1993-1-8/NB, tabel NB.1-3.7 opmerking 4 geldt dat verlies van boutvoorspanning (bij schuifvaste en/of op trek belaste voorgespannen boutverbindingen) bij geverfde oppervlakken moet worden voorkomen door:
- bij schuifvaste verbindingen klasse B (zie tabel 17 NEN-EN 1090-2) te voldoen aan de opgegeven maximale laagdikte ethyl-zinksilicaat op elk contactvlak;
- in het geval schuifvastheid niet is vereist, de contactvlakken te voorzien van een primer met een droge laagdikte van 50-100 μm ;
- in alle gevallen ervoor te zorgen dat er maximaal 40-50 μm droge laagdikte primer onder de sluitringen aanwezig is.
Na het aanbrengen van de verbinding moet het volledige conserveringssysteem worden aangebracht.

Kunstwerk7
ROK-02016.2.2 (7)-NEN-EN 1993-1-8Bij bepaling van de afschuifweerstand van een ankerbout moet met γ Mb = γ M2 worden gerekend.Kunstwerk8
ROK-02026.2.2 (8)-NEN-EN 1993-1-8Het combineren van de afschuifweerstand en de wrijving is niet toegestaan voor slobgaten.Kunstwerk9
ROK-02036.2.12-NEN-EN 1993-1-8Voor (korte) ankers wordt verwezen naar NEN-EN 1992-1-1, 2.7 en de bijbehorende aanvullingen in ROK-0080.Kunstwerk10

Deel 1-9: Vermoeiing[bewerken]

SysteemeisEisnaamEistekstToelichtingEis aan ObjecttypeSortering
ROK-02043(7) tabel NB.1-NEN-EN 1993-1-9Toelichting op 3(7) tabel NB.1Ten aanzien van stalen bruggen wordt voor de keuze van de γMf verwezen naar NEN‑EN 1993‑2/NB, 9.3(2) voor de keuze van de te hanteren materiaalfactoren voor de orthotrope rijvloer en de overige dragende (aan vermoeiing onderhevige) constructiedelen, inclusief definitie (resp. γMf=1,15 en γMf=1,35).Brug10
ROK-02053(7) tabel NB.1-NEN-EN 1993-1-9Ten aanzien van op vermoeiing belaste constructies binnen de scope van hoofdstuk 7 moet t.a.v. vaste stalen bruggen, het staaldeel van staalbetonbruggen, beweegbare stalen bruggen en waterbouwkundige staalconstructies (natte kunstwerken) worden uitgegaan van 'Veilige Levensduur + Groot gevolg van bezwijken' (/'save life + high conseqence'), waarbij, i.g.v. CC3 kunstwerken, voor de in tabel 3.1 genoemde γMf 1,35 de waarde 1,45 moet worden gehanteerd, in geval het beschouwde detail of constructieonderdeel inspecteerbaar en i.g.v. schade reparabel is. In geval het beschouwde detail of constructieonderdeel niet inspecteerbaar en i.g.v. schade niet reparabel is moet γMf op 1,55 worden gesteld.

Voor orthotrope rijvloeren van bruggen (CC2 en CC3) moet een γMf van 1,15 worden gehanteerd. Tot de orthotrope rijvloer wordt gerekend de dekplaat, de verstijvers onder de dekplaat (troggen, bulbs, strippen), de aansluiting/doorvoer van de verstijvers aan/door de bovenzijde van de dwarsdrager (incl. de effecten daarvan aan de bovenzijde van de dwarsdrager (o.a. heibach-copehole, kamplaat, enz).
Kunstwerk20
ROK-008563(7) tabel NB.1-NEN-EN 1993-1-9

Ten aanzien van op vermoeiing belaste constructies binnen de scope van dit hoofdstuk 7 moet voor :

  • Geluidsschermen en veiligheidsschermen worden uitgegaan van 'Veilige Levensduur + Groot gevolg van bezwijken' (/'save life + high conseqence'), waarbij de in tabel 3.1 genoemde γMf 1,35 moet worden gehanteerd;
  • Verkeerskundige draagconstructies (portalen en uithouders) moet worden uitgegaan van 'Veilige Levensduur + Groot gevolg van bezwijken' (/'save life + high conseqence'), waarbij de in tabel 3.1 genoemde γMf 1,35 moet worden gehanteerd.
Kunstwerk30
ROK-008573(7) tabel NB.1-NEN-EN 1993-1-9Ten aanzien van op vermoeiing belaste constructies binnen de scope van dit hoofdstuk 7 moet t.a.v. voegovergangen moeten γMf -factor(en) worden toegepast overeenkomstig de RTD 1007-2.

T.a.v. opleggingen van bruggen geldt in algemene zin een γMf van 1,35 overeenkomstig de RTD 1012.
M.b.t. geleidingen van vaste en eenzijdig beweegbare opleggingen van bruggen moet een γMf van 1,45 worden gehanteerd in geval van:
- Opleggingen in oplegsystemen waarbij slechts een paar opleggingen de brug in dwarsrichting in horizontale positie moeten houden en dus een herverdeling niet mogelijk is en de wrijving onder de frequente combinatie kan leiden tot verlies aan horizontaal evenwicht en dientengevolge een verschuiving of rotatie om de verticale as zou kunnen optreden.
- Opleggingen in oplegsystemen waarbij geconcentreerde resulterende wrijvingskrachten op de vaste oplegging als gevolg van asymmetrie in het oplegsysteem optreden, waarbij een verschuiving in langsrichting zou leiden tot instabiliteit van de hoofddraagconstructie.
Kunstwerk40
ROK-008583(7) tabel NB.1-NEN-EN 1993-1-9Gebruik van de in ROK-0205, ROK-00856 en ROK-00857 genoemde γMf factoren is gekoppeld aan een inspectiefrequentie van gemiddeld 1 keer per 6 jaar, waarvan mag worden uitgegaan bij constructies van/voor Rijkswaterstaat.

Voor in de ROK hoofdstuk 7 als CC2 aangemerkte kunstwerken, niet genoemd in bovenliggende eisen, moet een
γMf 1,35 worden gehanteerd.
Kunstwerk50
ROK-02066.2 en 6.3-NEN-EN 1993-1-9Ten aanzien van alle op vermoeiing belaste constructies binnen de scope van de ROK, is de vereenvoudigde methode met de λ’s, zoals bedoeld in 6.2 en 6.3 niet toegestaan. Voor bruggen geldt dat NEN-EN 1993-2/NB, 9.4.1(6) verplicht tot het gebruik van vermoeiingsbelastingsmodel 4 en specifiek voor stalen bruggen vermoeiingsbelastingsmodel 4a conform NEN-EN 1991-2/NB.Kunstwerk60
ROK-02078 (2) en 8 (3)-NEN-EN 1993-1-9De toetsingsprocedure in 8 (2) en 8 (3) is gekoppeld aan het beschikbaar zijn van equivalente spanningsintervallen. Indien deze niet beschikbaar zijn of de methode van bepaling daarvan niet van toepassing is verklaard, moet de vermoeiingsverificatie volgens 8(4) via bijlage A van NEN-EN 1993-1-9 worden uitgevoerd met schade-accumulatie volgens bijlage A van NEN-EN 1993-1-9.NEN-EN 1993-2/NB, 9.4.1 (6) verplicht voor stalen bruggen het gebruik van vermoeiingsbelastingsmodel 4a welke tot spanningswisselingsspectra leidt en niet tot equivalente spanningen. Voor stalen bruggen moet daarom gebruik worden gemaakt van verificatie volgens bijlage A van NEN-EN 1993-1-9.Kunstwerk70
ROK-02088, tabel 8.8-NEN-EN 1993-1-9De in tabel 8.8 van de NEN-EN 1993-1-9 genoemde detail categorieën mogen niet worden gebruikt.
Verwezen wordt naar hetgeen vermeld in ROK paragraaf 7.13 onder 9.6(3) - ROK-0250 en bijlage F (betrekking hebbend op de 1993-2 + NB) ROK-0259.

Voor het gebruik van open verstijvers, NEN-EN 1993-1-9, tabel 8.9, wordt verwezen naar ROK-00906 en onderliggende eis ROK-00936.
Kunstwerk80

Deel 1-10: Materiaaltaaiheid en eigenschappen in de dikterichting[bewerken]

SysteemeisEisnaamEistekstToelichtingEis aan ObjecttypeSortering
ROK-0209Algemeen-NEN-EN 1993-1-10

Toelichting:
Met betrekking tot eisen aan constructiestaal wordt tevens gewezen op de eisen in ROK paragraaf 7.20 (NEN-EN 1090-2).

Informatie/waarschuwing:
Bij een tweetal projecten in Nederland zijn tijdens/na het lassen van platen met verbeterde eigenschappen in dikterichting (Z35) scheuren opgetreden evenwijdig aan het plaatoppervlak. In beide gevallen betrof het een detaillering conform figuur F0209 waarbij tevens gold dat vrije krimp van de lassen door omliggende constructiedelen in sterke mate werd verhinderd. De scheuren bevonden zich exact in het midden van de in de dikterichting aangesproken plaat (gele plaat).

  • Het lasdetail is verre van optimaal (de in de dikterichting belastte plaat inkorten en als backing gebruiken voor een V-naad met vooropening tussen de “blauwe” platen, verdient ten aanzien van dit aspect de voorkeur);
  • De plaat welke op zijn dikte-eigenschappen wordt aangesproken heeft op de plek waar deze het meest op zijn dikte-eigenschappen wordt aangesproken een snijrand die de dikte-eigenschappen kan beïnvloeden;
  • Continu gegoten materiaal kan zogenaamde “mid-line” of “center-line” segregatie vertonen. Genoemde dunne segregatie laag heeft een afwijkende materiaalsamenstelling. Het lijkt erop dat die laag wel de sterkte haalt, maar slechts een beperkte breuktaaiheid heeft (waardoor kleine onvolkomenheden gecombineerd met hoge rekken tot scheurvorming leiden). De segregatie-laag lijkt bij een beperkt aantal continu gegoten platen aanwezig te zijn. De standaard beproevingsmethoden voor Z-kwaliteit tonen de aanwezigheid en de eigenschappen van een dergelijke segregatie-laag niet aan.
Kunstwerk1

Deel 1-11: Ontwerp en berekening van op trek belaste componenten[bewerken]

SysteemeisEisnaamEistekstToelichtingEis aan ObjecttypeSortering
ROK-0210Algemeen-NEN-EN 1993-1-11In aanvulling op NEN-EN 1993-1-11 + NB zijn de eisen volgens CEB-FIP recommendations: 'Acceptance of stay cable systems using prestressing steel' (bulletin 89) van toepassing voor tuibruggen en gelijksoortige toepassingen in andere soorten bruggen. Daar waar de eisen van de CEB-FIP strijdig zijn met de NEN-EN 1993-1-11, prevaleert de NEN-EN 1993-1-11 voor toetsingsaspecten in relatie tot sterkte (SLS, ULS en vermoeiing) en prevaleren de CEB-FIP recommendations voor materialen, detaillering en detailaspecten, fabricage, montage, systeem- en componenttesten, afnametesten, inspecteerbaarheid en beheer- en onderhoudsplannen enz., zoals gedefinieerd en opgenomen in de hoofdstukken 4 t/m 8 van de CEB-FIP (waarbij de generieke / functionele eisen t.a.v. deze aspecten, inclusief doorverwijzingen, zijn opgenomen in hoofdstuk 4). Normen genoemd in de CEB-FIP zijn van toepassing.

In aanvulling op de CEB-FIP recommendations geldt:
- de ontwerplevensduur (4.2.2.1, 4.3.2) moet 100 jaar zijn (voor CC3 bruggen) uitgaande van goed onderhoud (vastgelegd in een te leveren beheer- en onderhoudsplan)
- Er moet worden uitgegaan van corrosie categorie C5-M (4.2.2.2)
- Strengen moeten thermisch worden verzinkt, individueel PE/PP worden omhuld en met was/vet worden gevuld. De bundel strengen moet omhuld zijn met een HDPE-pijp (type 'monolithic'). Een 'equivalent system' (4.3.4) is alleen toegestaan indien gelijkwaardigheid (op alle aspecten) met het 'reference system' is aangetoond. Op plekken, zoals voor en achter het anker, waar de 3-voudige bescherming niet mogelijk is op de wijze waarop dat in de vrije lengte geschiedt, moet alsnog een 3-voudige bescherming worden aangebracht. Vochttoetreding in de zone vanaf de gestripte strengen (of draden) tot en met de afdekkap over/achter het anker moet duurzaam onmogelijk zijn en middels proeven worden aangetoond.

Voor vervolg zie onderliggende eis.
Kunstwerk10
ROK-00854Algemeen-NEN-EN 1993-1-11- voorzieningen m.b.t. beperking van trillingen (4.4.4.1) moeten waar nodig geïmplementeerd zijn (permanente verbindingen tussen kabels onderling zijn niet toegestaan). Indien dempingsvoorzieningen niet direct vanaf het ontwerp / de bouw zijn voorzien, moeten wel voorzieningen zijn meegenomen in het ontwerp en de uitvoering om in een later stadium (i.g.v. optredende trillingen) alsnog dempers aan te brengen.
- de treksterkte van de strengen mag maximaal 1860 N/mm2 zijn
- alle vermoeiingstesten zoals omschreven in tabel 5-2 (5.2.2.1) moeten zijn uitgevoerd met streng- of draadmateriaal wat voor het project wordt gebruikt (strengen voorzien van was en omhulling)
- in aanvulling op tabel 5-11 geldt dat vermoeiingstesten (met sterktetest) op strengen of draden moeten worden uitgevoerd met een met een frequentie van 2 op iedere 50 ton, gelijkmatig gespreid over de productie voor het project (met een minimum van 5 per project). De 'deflected tensile test' moet zijn uitgevoerd met een frequentie van 1 op de 50 ton, gelijkmatig gespreid over de productie voor het project (met een minimum van 5 per project).
- de 'initial approval testing' moet met goed gevolg zijn doorlopen; In geval van wijziging van componenten (andere componenten of ontwerptechnisch gelijkwaardige componenten door een andere leverancier gemaakt of anders gemaakt als in het systeem gebruikt voor de 'initial approval testing') moeten de 'initial approval tests' met goed gevolg worden herhaald, indien het gaat om de wedges of rechtstreeks daaraan gerelateerde onderdelen.
Kunstwerk20
ROK-02111.1 (2), tabel 1.1-NEN-EN 1993-1-11Tuisystemen uit staaf-systemen (group A) en geslagen kabel (group B) zijn niet toegestaan voor bruggen voor wegverkeer.Brug30
ROK-02122.1 (3)-NEN-EN 1993-1-11Voor bruggen voor wegverkeer moet minimaal worden uitgegaan van “exposure class 5”.Brug40
ROK-02134.1-NEN-EN 1993-1-11In aanvulling op 4.1 moet elke tui tot een hoogte van 5 meter boven het brugdek (verticaal gemeten) worden beschermd door een antivandalismebuis.Brug50
ROK-02144.1 (2) en 4.5-NEN-EN 1993-1-11De eis in NEN-EN 1993-1-11 moet worden gelezen als een systeem waarbij de strengen bestaan uit 7 individueel thermisch verzinkte draden binnen een met was/vet (systeemeigen) gevulde PE/PP strengomhulling per streng. In aanvulling daarop moet de bundel strengen worden omhuld met een HDPE-pijp (met geschikte voorzieningen voor thermische effecten en effecten door de lengteveranderingen van de tui door belasting). De verankeringszone van de strengen (ankerkap, verankeringzone en gestripte strenglengte) moet middels volledige vulling met was/vet (systeemeigen) tegen vochtindringing worden beschermd. Van de strengen afkomend (condens-)vocht mag nergens in blijven staan.Kunstwerk60

Deel 1-12: Aanvullende regels voor de uitbreiding van EN 1993 voor staalsoorten tot en met S 700[bewerken]

SysteemeisEisnaamEistekstToelichtingEis aan ObjecttypeSortering
ROK-0215Algemeen-NEN-EN 1993-1-12Deze norm mag niet worden toegepast behoudens voor grondkerende constructies en remming- en geleidewerken, zie ROK-00832.Zie ROK-0293, NEN-EN 1090-2, 5.3.1: Voor constructiestaal zijn staalsoorten met een sterkteklasse hoger dan S355 niet toegestaan.Kunstwerk1

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 13 jan 2022 om 18:14.